Lonen kunnen inflatie niet bijhouden
De lonen zijn in 2021 met 2,1% gestegen, in 2020 was dit nog met 2,9%. De stijging is minder dan de inflatie waardoor het te weinig is om de koopkracht op peil te houden. Als een gevolg komen werkgevers door de inflatie onder druk te staan om hogere lonen aan te bieden.
Hogere consumentenprijzen
Volgens de voorlopige cijfers van het CBS zijn de lonen in 2021 met 2,1% gestegen. Bij een verwachte inflatie over heel 2021 van 2,4% betekent dit dat de koopkracht op basis van de cao-lonen met 0,3 procentpunt is achterloopt. Ondanks dat de lonen achterblijven, ervaren de meeste werkgevers een meevaller. Zo zijn hun loonkosten, lonen plus werkgeverspremies, met 1,9% minder hard gestegen dan de lonen zelf. Dat komt door de tijdelijke verlaging van de WW-premie, een goedmaker voor het uitblijven van de BIK, en een loonsubsidie om investeringen aan te moedigen.
De grote loonstijging die er in 2020 plaatsvindt is hiermee dus stil komen te staan. Zo steeg in 2020 het cao-loon nog met 2,9% tegenover een stijging van 1,3% van de consumentenprijzen. Dit leverde men uiteindelijk een loonstijging op van 1,6%. Dit was de grootste stijging van de afgelopen 34 jaar. Toch is deze stijging tot een einde gekomen vanwege de harder stijgende consumentenprijzen.
Hogere lonen
De werkgevers staat inmiddels wel onder druk. Uit de 33 cao-akkoorden die er afgelopen december tot stand zijn gekomen, is er een gemiddelde loonstijging gekomen van 2,5%. Dat niveau is sinds mei 2020 niet meer aangetikt. Volgens de werkgevers zal het ongeveer 1 tot 1,5 jaar duren voordat de conjunctuur doorwerkt in de lonen.
Volgens het FNV beginnen werknemers het zat te worden om elk jaar opnieuw te moeten onderhandelen over inflatiecorrectie en behoud van hun koopkracht. Er wordt dan ook gesteld dat 'Als bedrijven ervoor kiezen om eerst hun hoge winsten veilig te stellen en de stijging van de prijzen en lonen volledig door te berekenen aan de consument dan dragen zij zelf bij aan een hoge inflatie.
Datum: 14 januari 2022