weinig tijd om pensioen payrollers op orde te krijgen
Vanaf januari gelden strengere regels voor het pensioen van payrollwerknemers. Aanbieders van payrolldiensten hebben op dit moment weinig tijd om de uitvoering hiervan gereed te maken.
Volgens de nieuwe Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB) hebben alle payrollwerknemers vanaf januari 2021 recht op een 'adequaat pensioen'. Dit is in principe hetzelfde als voor de collega's die werken in loondienst. Voor veel organisaties houdt dit in dat een payrollwerknemer duurder wordt. Met deze maatregel wil de politiek misbruik van payrollconstructies om arbeidsvoorwaarden uit te hollen, voorkomen. Er werd al eerder aan de bel getrokken door brancheorganisaties en senatoren in de Eerste Kamer. Zij attendeerden bij de behandeling van de wet al voor problemen in de uitvoering. Hierdoor heeft de sector al een jaar extra de tijd gekregen; de nieuwe regeling moest eigenlijk begin dit jaar al ingaan.
alternatief WAB
De bedoeling was dat een payrollwerknemer pensioen kon gaan opbouwen bij het bedrijfstakpensioenfonds van het bedrijf waar hij of zij wordt ingehuurd. Volgens de payrollsector lopen de gesprekken met de fondsen, uitgezonderd het fonds van de horeca, moeizaam. De WAB komt wel met een alternatief: payrollbedrijven mogen ook een 'adequaat pensioen' bieden via een andere uitvoerder op voorwaarde dat zij een door de wetgever vastgestelde minimumpremie betalen van 14,6%.
Deze week is bekend gemaakt dat het pensioenfonds Stipp volgend jaar zal stoppen met het uitvoeren van het pensioen voor payrollwerknemers. Brancheorganisaties voor de uitzend- en payrollsector NBBU en ABU zijn nog wel in gesprek met andere uitvoerders en hopen hier volgende maand meer over te kunnen zeggen.
verschil in arbeidsvoorwaarden
Steeds meer bedrijven lieten hun freelancers de afgelopen jaren via een payrollbedrijf werken. De payrollorganisatie neem hen in dienst en draagt alle werkgeverslasten en werkgeversverantwoordelijkheden.
In praktijk is er vaak weinig verschil tussen de payrollwerknemer en een reguliere werknemer. Zij zijn allebei voor langere tijd in dienst en mogen niet voor een andere organisatie aan de slag gaan. Wel kunnen er verschillen zijn in de arbeidsvoorwaarden. Zo kwamen payrollwerknemers vaak uit bij het pensioenfonds voor de uitzendbranche Stipp. Er geldt een wachttijd van zes maanden voor het uitzendpensioen. De werkgever betaald hierna een jaar lang een premie van 2,6%. Deze premie stijgt na een jaar naar 12% waarvan de werkgever 8 procentpunt betaalt. Werknemers in loondienst hebben niet te maken met een wachttijd. Daarnaast ligt bij deze medewerkers de pensioenpremie al snel boven de 20%.
waterbedeffect
Met een minimumpremie voor de werkgever van 14,6% wordt payrollpensioen in ieder geval duurder dan uitzendpensioen. Hierdoor kan er een ‘waterbedeffect’ ontstaan door de WAB: payrollwerknemers die uitzendkrachten worden. Op het moment dat dit gebeurt, bereikt de politiek niet dat payrollwerkers gelijke rechten krijgen als de werknemers in loondienst. D66 stelde hier eerder al Kamervragen over.
datum: 12-8-2020